“De Lemsteraak bestaat niet” is de titel van een publicatie van auteur Dirk Huizinga. Volgens hem is de vraag “wat is een Lemsteraak?” een formulering die tot niets leidt. De vraag is niet te beantwoorden, zegt hij, tenzij het antwoord luidt, dat een Lemsteraak diverse verschijningsvormen kan hebben die allemaal Lemsteraak mogen heten.
“Een vrolijk ingewikkelde verwarring in de benamingen van oude scheeps- en jachttypen, heeft van oudsher bestaan; een wonder is het dus niet, dat wij er ook thans zo slecht in thuis zijn.”
Philippona omstreeks 1930
Lemmerjachtaak
Pas door de bouw van de “boeieraak” de Groene Draeck van Prinses Beatrix heeft de naam Lemmerjachtaak min of meer vaste grond onder de voeten gekregen. Lemmerjachtaak is een mondvol en werd mettertijd kortweg Lemmeraak. Logisch overigens want naast de jachten, de schepen met kajuitsopbouw werden er aken gevaren die een achtergrond als visserman hadden. Deze vissenmannen oude stijl waren in eerste instantie beslist geen jachten. De Engelsman noemt schepen met die achtergrond en stijl heel toepasselijk ‘working boats’.
Veel aandacht ging tot 2000 uit naar de jachtaken. Niet alleen qua comfort en luxe maar juist ook omdat veel geïnvesteerd werd in snelheid en zeileigenschappen. VPP, windtunnel tests en sleeptank tests werden door de nieuwe generatie jachtontwerpers gebruikt om de schepen te verbeteren. Dat gold voor zowel de bestaande schepen als nieuw te bouwen schepen.
De ‘visserman’ met zijn grote open kuip en lage vooronder bleef vooralsnog relatief klein (maximaal 13m) en onder de radar.
LE16 en ZA1 zorgden voor opschudding
In 2000 veranderde het beeld radicaal. Enkele grote lemmeraken met de lay-out van de visserman werden gebouwd. De ‘working boat’ werd een jacht met de lay-out van de visserman en kreeg de geuzennaam ’turbo-aken’.
In 2000; De LE194 en de LE195, beiden uit de hoek van Blom werden te water gelaten. De uitstraling was typisch des Blom’s en nog steeds die van een ‘working boat’.
In 2001 volgde de te waterlating van de ZA1 van Erik Hermans (ontwerp Martijn van Schaik) en de LE16 van Olaf & Marja Vons (ontwerp Andre Hoek) die qua uitstraling beslist geen ‘working boats’ meer waren.
Met name door de introductie van de laatste twee ontstond de geuzennaam ’turbo-aken’.
De ZA1 en de LE16 zorgde voor een omslag in het wedstrijdveld.
Niet zo gek want juist de lay-out van de visserman biedt zeil-technisch grote voordelen en is bovendien ideaal voor de relatief grote bemanning die deze aken nodig hebben om in wedstrijden te excelleren.
Dit werd direct door de wedstrijdzeilers herkend en opgepakt met als gevolg dat er vele grote ‘visserman-aken’ in de daaropvolgende 10 jaar zijn gebouwd.
De visserman als jacht
Bijkomende reden voor het succes van de visserman is ongetwijfeld dat bij een lengte van 16meter plus (LE16) je geen concessies hoeft te doen aan het comfort. Benedendeks ontstaat zonder repercussies stahoogte en ruimte voor alle denkbare gemakken.
De 15 tot 16 meter schepen creëren een zelfde ruimte benedendeks door het voordek 1 of 2 spanten eerder te laten beginnen.
Dat tezamen met de grote breedte van de visserman maakt dat je in de kuip en benedendeks heel veel ruimte hebt.
Eenheidsklasse
In 2002/2003 ontstond het idee om een ‘eenheidsklasse’ gebaseerd op de ontwerpen van de ZA1 en de LE16 door Hoek Design te laten tekenen. 6 – 8 Aken zijn aldus gebouwd. De eenheidsklasse als zodanig heeft echter geen vervolg gekregen.
Extreem wedstrijdzeilen
Dat de visserman ruimte biedt voor extreem wedstrijdzeilen is een feit. Door de grote breedte heeft zij een hoge aanvangsstabiliteit en dat tezamen met het lage zwaartepunt biedt ruimte voor veel tuig.
Haar kracht is tevens haar beperking. Haar waterschephoek is belangrijker dan haar kenterhoek en maakt dat zij met harde wind met goed zeemanschap moet worden gevaren. De schipper zal eerder moeten reven dan haar zusterschepen met kajuit.
De Warber en de Buikschuiver in 2012 waren dermate extreem dat zij opnieuw voor verhitte discussies zorgde over de vraag waar een Lemsteraak aan moet voldoen en wat zij nu eigenlijk voor scheepstype is.
Dirk Huizinga relativeert het prachtig in zijn publicatie “De Lemsteraak bestaat niet” die hij voor SSRP (St. Stamboek Ronde & Platbodemjachten schreef en zegt;
Als zodanig is dat niet bezwaarlijk zolang de gebruikers van die naam in eigen kring, onderling, maar weten waar ze het over hebben.
Dirk Huizinga
Eind goed al goed,